Voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren en voorzien zijn van oranje borden moeten, behalve in geval van noodzaak, gebruik maken van de autosnelwegen.
C24B:
Verbod voor goederen in colli of als voorwerpen in hoeveelheden die niet zijn vrijgesteld door 1.1.3 van het ADR:
Verbod voor goederen in tanks of losgestort, indien op het voertuig volgens Bijlage 2 van Hét ADR-Boek 2009-2011 ten minste een etiket 2.1, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1 of 5.2 moet worden aangebracht.
C24C:
Bij de plaatsing van de borden wordt rekening gehouden met de werkelijke toestand ter plaatse, en in voorkomend geval zal de signalisatie worden aangevuld met een toelating tot gebruik voor "plaatselijk verkeer", ofwel een beperkende maatregel (bediening voor samenwonenden en/of leveranciers). In sommige gevallen zal een vermelding "behoudens vergunning" kunnen worden voorzien. Er kunnen tevens omleidingsroutes gesignaliseerd worden. De bewegwijzering zal in dit geval worden aangevuld met het symbool van het betrokken verkeersbord C24.
De volgende tunnelbeperkingen zijn van kracht:
Stad | Tunnel | Tunnel- categorie |
---|---|---|
Antwerpen | Kennedytunnel | D |
Antwerpen | Waaslandtunnel | E |
Kasterlee N19 | Hoge Mouwtunnel | E |
Gent | Zelzatetunnel | C |
Leuven | De Bond | E |
Brussel | Vierarmen | E |
Brugge | Tunnel onder 't Zand | E |
Luik | Tunnel van Cointe | D |
Brussel | De tunnels op de kleine ring | E |
Brussel | De tunnel onder de Van Praetbrug | E |
Brussel | NAVO tunnel | E |
Alle vervoer van ADR-producten door de Liefkenshoektunnel is toegelaten. Transporten die aan een vergunning en een opgelegde reisweg onderworpen zijn (vergunningsplichtige stoffen van klasse 1 en klasse 7), dienen te geschieden onder begeleiding.
Voor het vervoer van ontplofbare stoffen of voorwerpen van klasse 1 geldt, naast de voorschriften van het ADR, het Algemeen Reglement op de Springstoffen (ARS).
Het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen en gebruiken van springstoffen in België kan enkel mits een vergunning afgeleverd door:
Onder explosieven wordt verstaan:
De aanvraag van de vergunning moet minimum acht dagen voor het geplande transport bij deze dienst ingediend worden.
In de aanvraag dient vermeld te worden:
De vergunningen worden verstrekt aan fysieke of rechtspersonen die hun verblijfplaats of zetel in België hebben. Buitenlanders dienen een aansprakelijke vertegenwoordiger aan te stellen met verblijfplaats in België. De aanduiding van deze persoon moet bij Ministrieel Besluit goedgekeurd worden. In deze vergunning wordt de te volgen reisweg vastgelegd, en de hoeveelheid gevaarlijke goederen die over de weg mag vervoerd worden.
Ook al verplicht het ADR dit niet, toch moeten bij het vervoer van springstoffen over de weg in België in vele gevallen twee personen van minstens 21 jaar aanwezig zijn in het voertuig. Eén van hen moet een beëdigd begeleider zijn.
De verplichting hangt af van de categorie en van de hoeveelheid springstoffen, en is terug te vinden in het Algemeen Reglement op de Springstoffen.
Bij het doorkruisen van woonkernen moeten de chauffeurs de aanwijzingen van de lokale politie volgen.
De snelheid van transporteenheden die met oranje borden moeten uitgerust zijn overeenkomstig de bepalingen van het ADR, is beperkt als volgt:
Tijdens het laden en het lossen mag de motor niet draaien.
Indien het transport een verlengde halte ondergaat in geval van overmacht, dan moet de chauffeur de lokale politie verwittigen.
Voor het vervoer van radioactieve stoffen van klasse 7 gelden, buiten de voorschriften van het ADR, een aantal aanvullende eisen.
Voor het vervoer van radioactieve stoffen is een voorafgaande vergunning vereist van de dienst Vergunningen invoer en vervoer bij het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Deze vergunning kan zowel algemeen (voor een vervoerder die regelmatig dergelijke transporten doet), particulier (voor occasioneel vervoer) als bijzonder zijn.
Een algemene of bijzondere vergunning moet minstens één maand voorafgaand aan het transport bij de FANC aangevraagd worden. Een particuliere vergunning moet slechts acht dagen op voorhand aangevraagd worden.
Volgende elementen moeten in de aanvraag vermeld staan:
De vervoerder, houder van een algemene vergunning, deelt maandelijks aan het FANC het vervoer mee van radioactieve stoffen, tijdens de afgelopen maand gedaan.
Deze opgave vermeldt de datum van de leveringen en de adressen van de bestemmelingen, de aard en de hoeveelheid van de vervoerde stoffen, de genomen voorzorgsmaatregelen en de eventuele tijdens het vervoer voorgevallen incidenten. Deze opgave wordt gedaan op een formulier waarvan het model wordt vastgesteld door het FANC, en op eenvoudige aanvraag kan worden bekomen.
Indien tijdens het vervoer van radioactieve stoffen blijkt dat een gevaar de veiligheid van de bevolking bedreigt, moet de aangestelde voor het vervoer van radioactieve stoffen onmiddellijk het coördinatie- en crisiscentrum van de regering en het territoriaal bevoegd eenvormig oproepstelsel 112 verwittigen. Deze centra verwittigen zo snel mogelijk het FANC.
Deze verwittiging ontslaat er de vervoerder niet van onmiddellijk de beschermingsmaatregelen te treffen die de omstandigheden vereisten.
Voor de gassen van klasse 2, wanneer het de voorschriften aangaande de houders betreft:
Voor alle andere gevaarlijke stoffen:
De meeste Europese landen die het ADR hebben ondertekend, hebben dit internationale reglement bijna integraal overgenomen voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Toch hebben de meeste landen nog een aantal specifieke verkeersreglementen, verplichtingen, beperkingen, et cecetra toegevoegd aan hun nationale ADR bepalingen.
Hieronder vindt u een overzicht van deze specifieke reglementeringen per land en/of de adresgegevens van de betrokken autoriteit.